Vervoerder Arriva heeft sinds november vorig jaar een eigen schadeherstelwerkplaats in Meppel. Mensen die een afstand tot de arbeidsmarkt hadden, herstellen er kleine schades en staan aan de basis van de ‘make over’ van bussen uit het hele land. De kandidaten selecteerde Arriva samen met Werkgeversservicepunt Regio Zwolle. Het resultaat is een gemotiveerd team dat met zichtbaar plezier aan de slag is.
In de werkplaats staan een paar bussen op een rij. Ze hebben verschillende kleuren, alle stickers en belettering is verwijderd en grote delen van de bussen zijn dof van het schuren. Drie mannen zijn druk bezig met demonteren en voorbewerken van verschillende onderdelen. Ze zijn serieus aan het werk. Maar als meewerkend voorman Erik Trompetter binnenkomt worden er al snel over en weer grapjes gemaakt. Er is duidelijk vertrouwen.
Een grote roldeur gaat langzaam omhoog. De geur van verf verspreidt zich. In de felverlichte ruimte staat een stadsbus. Op de delen die niet met bruin papier zijn afgeplakt zit een verse laag glimmend witte lak. Even later stapt Jan Kort uit de spuitcabine. Samen met Trompetter zorgt Kort voor de begeleiding en opleiding in de werkplaats.
Met die werkplaats begon het, vertelt Martijn Witsenboer, projectmanager bij Arriva Techniek. “De faciliteiten waren er, maar er werd niets mee gedaan. Dat wilden we veranderen.” Dankzij Jeroen Bretveld, manager Onderhoud & Contracting bij Arriva kreeg dat vorm. Arriva wilde lichte schades in eigen beheer gaan herstellen in plaats van het werk uitbesteden. Daarnaast wilde het bedrijf mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans op een betaalde baan bieden. Met het opzetten van de nieuwe schadeherstelwerkplaats konden ze die twee doelstellingen perfect combineren.
Statushouders
Ze namen contact op met UWV en samen met Thamàr Pol, adviseur bij WSP Regio Zwolle en Karsten Bulling, landelijk adviseur werkgeversdiensten bij UWV, stelden ze een profiel voor de kandidaten op. Motivatie was uiteindelijk de belangrijkste vereiste.
De keuze viel mede daarom op statushouders. Taalbarrière? Cultuurverschil? Ze zouden wel zien. “We wilden het avontuur gewoon aangaan”, zegt Witsenboer. “Je kunt veel beren op de weg bedenken, maar dat hebben we niet gedaan. We zijn gewoon gestart.”
Thamàr Pol zette de vacature uit bij gemeenten in de regio, omdat deze doelgroep beter bekend is bij gemeenten dan bij UWV. De regionale samenwerking wierp zijn vruchten af en al spoedig stonden vijf kandidaten klaar om in te stromen. Witsenboer zorgde op zijn beurt voor twee belangrijke randvoorwaarden: tijd om te kijken wat wel en niet werkt én goede begeleiding op de werkvloer. Zo kwam ook Trompetter bij dit traject terecht. “Ik had al veel opleidingswerk gedaan, dus ik ben wel wat gewend, maar dit was voor mij ook nieuw”, vertelt hij. Het begin was dan ook best lastig, daar is iedereen eerlijk over. De mannen moesten wennen aan de werkzaamheden, aan de werkomgeving. “Daar zijn we geduldig mee geweest”, zegt Trompetter, “Af en toe ‘pakten we ze dan weer bij de kraag’ en gingen we weer even een level hoger.” Een beetje interesse helpt ook. “Die jongens hebben best een hoop meegemaakt. Daar word je zelf wel iets milder van. Dat heb ik zeker geleerd.”
Lessen trekken
Van die eerste periode leerden eigenlijk álle betrokkenen. Vijf medewerkers bleek uiteindelijk te veel. Een paar waren toch niet genoeg gemotiveerd voor het werk. Dat gaf wat wrijving in het team. Dus namen ze afscheid van twee medewerkers. Thamàr Pol: “Daar trekken wij ook lessen uit. Op het moment dat we nieuwe kandidaten selecteren weten we nu op voorhand al dat er een aantal dingen is waar we extra op moeten letten.”
Ook de 25-jarige Ahmed Alshamari had even tijd nodig om zijn draai te vinden. “De eerste maand was moeilijk”, zegt hij eerlijk. Hij vluchtte 4 jaar geleden uit Syrië. In zijn vaderland had hij een technische functie in een olijfoliefabriek. Schuren, plamuren en stickers plakken op een bus had hij nog nooit eerder gedaan. Na een paar maanden was een goed gesprek nodig. Dat hielp. Hij kijkt even naar Erik, ze lachen een beetje. Er is duidelijk een verstandhouding. Erik: Hij begreep dat dit een kans voor hem was.”
Laatst zag Alshamari bij Eindhoven een bus die zij opnieuw hadden bestickerd. Hij nam meteen een foto en stuurde die naar Witsenboer. Die herkent dat gevoel wel. “Weten dat je dit in eigen beheer hebt gedaan, met deze jongens, maakt het afleveren van een bus ook een stuk leuker.” “Daar betrek ik ze ook wel bij”, vult Trompetter aan. “Jongens, dat is weer een mooie bus geworden. Dat hebben we samen gedaan.”
Uitstromen
Uiteindelijk is het de bedoeling dat het een traject van 9 maanden wordt waarin de deelnemers certificaten behalen die hen op de arbeidsmarkt verder helpen. Daarvoor moeten ze dan ook op school lessen volgen. Na die periode stromen ze uit. Hopelijk naar een andere werkgever of eventueel naar een andere functie binnen Arriva. “Die grens van 9 maanden is niet heel hard”, legt Witsenboer uit. Een beetje sneller of langzamer is ook goed, want dat geeft wat overlap. “Het idee is dat we de poule steeds kunnen verversen, maar je wilt ook niet steeds met drie nieuwe medewerkers tegelijk starten”.
Wat vindt Ahmed daarvan? Hij zou best langer willen blijven. Het werk bevalt hem en hij woont op 3 minuten van de werkplaats. Witsenboer begrijpt dat, maar Arriva wil graag zoveel mogelijk mensen deze kans bieden. Daarom is het doel om hen toch te laten uitstromen. “Ook voor ons is dat mooi”, zegt Thamàr Pol, “want er is een groot tekort aan gekwalificeerd technisch personeel, dus als je mensen hebt die daarin zijn opgeleid, kunnen wij weer andere vacatures invullen.”
Witsenboer is tevreden met het resultaat tot nu toe. “Als je terugkijkt, dan zie je dat we best wat hebben bereikt. Je kunt met deze groep nu ook echt productie draaien. Het loont dus ook om hierin te investeren.”